Voor ik een kind kon kopen, had ik al met een miskraam betaald (“Nada”)

28 maart 2019

Na de uitleg van de assistent-dokter die de curettage had uitgevoerd, heb ik haar naam gevraagd. Ik wilde haar naam weten. Want zij heeft alles van mij gezien: mijn behaarde schaamlippen en mijn bebloede vagina. Ze heeft mijn baarmoedermond opengesperd met een koud speculum en dan mijn baarmoeder leeggezogen en leeg geschraapt. Ik wilde haar naam kennen, want zij heeft onze baby eruit gehaald, gemeten en meegegeven voor onderzoek op afwijkende cellen. Zij heeft onze baby gezien en wij niet eens.

Haar naam was Nada. En zo ook mijn buik: er zat niks meer in.

De dag na de curettage heb ik Nada opgezocht op Facebook. Op haar profiel stonden foto’s van Peruviaanse lama’s die versierd waren met kleurrijke pompons. Een paar weken geleden had ik me nog bedacht hoe leuk het zou zijn om samen met ons toekomstig kindje pompons te knutselen, zoals ik vroeger zelf zoveel had gedaan. Die droom was nu aan diggelen, want er zat nada meer in mijn buik, dus noppes pompons.

Moest die nada in mijn buik nu ook gepaard gaan met niks in mijn hart, zou het makkelijker te verwerken zijn. Maar de baby, hoewel nog maar een tiental millimeter groot, was al zo geliefd, en niet alleen door Kevin en ik. Er waren al namen voor bedacht, opvang voor gezocht (dit moet, volgens Kind&Gezin, al met 4 weken zwangerschap gebeuren), liefdevol tegen gepraat, spulletjes aan gegeven en pomponfantasieën op gebotvierd. De baby ging, samen met mij, in mij, werken in Brussel, op cursus “Publiek spreken”, naar Antwerpen en naar een redactievergadering. Thuis lagen we in de zetel misselijk te zijn en films over ouderschap te zoeken op Netflix. Samen werden we in de watten gelegd door Kevin, die er alles aan deed om ons zo comfortabel mogelijk te houden en die alle extra huishoudelijke taken op zich nam, omdat wij al om 20u in ons bed gingen liggen boeren en protten. Het gesnik aan de telefoon toen ik hem na mijn bezoek aan de spoed moest vertellen dat ons kindje niet meer leefde, zal ik nooit vergeten.

Ik stond toen geparkeerd in een berm bij een bos, waar ik ongetwijfeld helemaal niet geparkeerd mocht staan, wanneer ik hem moest vertellen wat de gynaecoloog op de echo had gezien: een vruchtje, enkele weken te klein, en zonder de hartslag die we de vorige keer nog hadden gehoord. Op diezelfde echo zag ik eigenlijk vooral een heel klein baby’tje, met een gigantisch hoofd, en al veel “menselijker” dan op de vorige beelden. Toen ik aan het bellen was met Kevin, liep er een eekhoorn uit het bos en langs de auto. In een ander gesprek zou ik dit meteen aan hem hebben gezegd, want da’s toch keischattig, zo’n eekhoorn. Ik deed het niet. Want de triviale schattigheid van de eekhoorn stond haaks op de intense droefheid van het gesprek.

Maar die schattige eekhoorn was er wel, en ik denk dat er nog eekhoorns zullen passeren. Ik kan alleen maar hopen dat het verdriet ooit klein genoeg is, of gastvrij genoeg, om daarvoor terug plaats te maken. Als ik zag hoe Kevin en ik de dag van het slechte nieuws en de dag van de curettage – tussen het wenen, het praten en het droef zijn door – alweer moesten lachen met de complete waanzin die het epische tv-programma “De Slechtste Chauffeur van Nederland” is, vermoed ik dat dat wel goed zal komen.

Er zit dan misschien wel nada in mijn buik, ik heb een Kevin in mijn leven. En dat is niet niks.

Mamapriolen

Op 17/03/2020 om 13u17 werden Kevin en ik ouders van een dochter, Joanna. Overdonderd door liefde en verpletterd onder de verantwoordelijkheid, gingen we samen het grote avontuur der ouderschap aan.

Wat hebben we geleerd ondertussen?

1. Baby’s geven niet over, ze kotsen niet, maar ze “geven terug”. Zo van: “hier mama, ik geef u terug uw half-verteerde en hierdoor zuur en brokkelig geworden moedermelk, die gij met bloed, zweet, tranen en slaaptekort hebt geproduceerd en die ik 10min geleden uit uw gekloofde tepels heb gezogen, ik geef het u terug op uw T-shirt dat toch al vol hangt met gespuug en chocovlekken, veel plezier ermee”.

2. Bij borstvoeding geven, worden uw borsten opeens publiek bezit. Vanaf de baby geboren is, zit elke helpende hand ook aan uw borsten en meer bepaald uw tepels. Om de baby te helpen aanhappen, om er melk uit te duwen, om zalfjes te smeren, om kleur en vorm na te kijken, … Vanaf dag 3 in het ziekenhuis had ik dan ook alle schroom overboord gegooid en zat ik quasi permanent met mijn borsten bloot, want “tepels aan de lucht laten drogen” is een ding!

3. Baby’s moeten dagelijks extreem ongepast genoemde vitaminesupplementen krijgen. Elke dag moeten we “D-ixX Liquid” in Joanna’s mond spuiten. D-ixX Liquid. Zeg het nog eens, luidop. D-ixX Liquid. In de mond. Spuiten. Sinds Kevin deze verschrikkelijk miskleun van een medicatienaam opgemerkt heeft, moeten we altijd gniffelen als we de vitaminedruppeltjes moeten toedienen, maar voelen we ons tegelijk ook wel een beetje vies.

4. Als ouder ontwikkelt ge een ongezonde obsessie met de stoelgang van uw baby. Niet alleen hou ik het aantal plas- en kakapampers van Joanna nauwgezet bij in een app en maak ik mental notes over de kleur en consistentie van haar stoelgang, ik word ook regelmatig door allerlei geïnteresseerde zorgverstrekkers gevraagd naar deze ongetwijfeld compelling data. Het is daarom dat, wanneer Kevin de pamper ververst en verkondigt dat de kaka wat groenig ziet, ik hem onmiddelijk interpelleer teneinde te weten te komen of het nu groen, lichtgroen, groen/bruin of zwart/groen is.

5. Voor baby’s hebben ze een speciaal soort stof uitgevonden: “tetrastof” (of voor de Nederlanders: “hydrofiele stof”). Baby’s moeten blijkbaar worden omringd door tetrastof: in lappen, doeken, washandjes, … Ik verschiet ervan dat de D-ixX Liquid niet in een tetrazakje komt. Nooit in een pre-babyfase komt ge in contact met tetrastof, en ongetwijfeld nooit meer nadien. Tenzij dan wanneer ge jaren na de kinderen uit huis zijn ergens in een godvergeten hoekje onder een in jaren niet meer gebruikte (en nu nog enkel als kapstok dienende) hometrainer opeens een van de honderd destijds aangekochte tetradoeken aantreft. Een beetje zoals maanden na Pasen nog een half gesmolten chocolade-eitje vinden in de Duplobak of tussen de strips.

6. Vanaf het krijgen van een baby zit ge 24/7 binnen, maakt ge u zorgen over of mensen uw baby gaan besmetten, ziet ge uw vrienden en familie niet meer, lopen mensen in een straal van 1,5m om u heen als ge met de buggy op pad gaat, gaan de winkels dicht en begint iedereen mondmaskers te dragen. Of is dat enkel als uw baby geboren wordt aan de vooravond van de corona-lockdown?

Op stok in Kipdorp (deel 1): Rare Roepende Man en de twee loze vinken

11 jaar heb ik in Antwerpen gewoond, waarvan de laatste 4 jaar op een appartementje in de straat Kipdorp, gelegen in de studentenbuurt en bij de Rooseveltplaats. Het was een fantastisch appartement dat ik in een vlaag van post-break-up-ik-doe-nu-wat-ik-wil helemaal roos had geschilderd. Het was een zalige tijd: tussen de rozigheid , bomvol planten en bedjes voor Kali, met een eigen kamer voor de konijnen.

Ik heb jarenlang supergraag in Kipdorp gewoond. En de unieke buren heb ik er dan maar bij genomen. Maar soms, als ik terugdenk, vraag ik me af: woonde ik er graag ondanks de buren, of eigenlijk stiekem dankzij de buren? Er zaten namelijk enkele opvallende en smaakmakende figuren tussen.

Zo was er Rare Roepende Man.

Rare Man woonde op de verdieping onder mij en droeg bijna altijd een muts. Dat is nog niet zo raar. Wat wel raar was, was toen Kevin en ik op een avond Thaise wok aan het eten waren (want zo zijn we we, exotisch enzo) en Rare Man bij ons kwam aanbellen. Hij had op een bordje twee loze vinken liggen. Dat was al een beetje raar. Hij zei dat de elektriciteit in zijn appartement was uitgevallen en of wij zijn loze vinken konden klaarmaken. Ok, ik ben een vriendelijke buurvrouw, ik wil dat wel doen. In de microgolf, zei hij. Dat vond ik raar. Hij ging regelmatig twee loze vinken halen bij de slager op de Paardenmarkt en hij bereidde deze loze vinken altijd op deze wijze, in de microgolf, zonder groenten of iets anders erbij. Dat vond ik wel heel raar. Maar ok, no judgement, u vraagt, wij warmen twee loze vinken op in de microgolf. Ik vroeg of hij niet wilde binnenkomen tijdens het wachten. Nee, zei hij, maar of mijn poes wel mee op de gang mocht. Dat vond ik toch ook wel raar. Ik zei dat de poes niet op de gang mocht. Hij is dan zelf de hele tijd in de gang blijven staan. Ik vroeg hem naar zijn elektriciteitsprobleem en al snel bleek dat Rare Man nog helemaal geen stappen had ondernomen om zijn huisbaas of een elektricien te contacteren. Hij ging er kennelijk van uit dat het probleem zichzelf wel ging oplossen. Dat was toch ook wel raar. Enkele microgolfminuten later vertrok Rare Man met zijn twee loze vinken terug naar zijn appartement, om deze dan in de donkere en zonder iets bij op te eten.

Rare Man werd Rare Roepende Man toen hij enige tijd later bijna wekelijks totale wartaal begon uit te kramen, zo luid dat we het konden horen tot in ons appartement. Het leken wel schizofrene dan wel door drugs ingegeven woedeuitbarstingen tegen zichzelf. Ik weet niet of deze plotse acute zinsverbijstering te maken had met de twijfelachtige manier van het opwarmen van loze vinken, maar al snel bleek dat het niet ging ophouden. Het gebeurde overdag, ‘s nachts, in de zomer, in de winter, voordat de politie gebeld werd, nadat de politie gebeld werd. Het was moeilijk om er enige logica in te ontwaren, maar triggers leken toch het nieuws en dan vooral Martine Tanghe.

Buiten deze roepopwellingen, die zich enkel afspeelden als hij alleen thuis was in zijn appartement, was Rare Roepende Man perfect normaal in de omgang, als we hem bijvoorbeeld tegenkwamen bij het buitenzetten van de vuilzakken ofzo. Het random roepen was echter dermate hallucinant dat de buren er bijna zo krankzinnig van werden dat we zelf nog twee loze vinken van de Paardenmarkt zouden gaan opwarmen in de microgolf en ze zonder iets bij gingen opeten.

Op stok in Kipdorp, nog to come:

  • De prostituee en de vampierenvoodoo
  • De ster van “Star Academy”
  • “Lange Rik” en de Rode Duivels merch
  • De seksende kotstudenten aan de overkant
  • De kuisende kotstudente aan de overkant

“Black Mirror” maar dan echter en erger

Iedereen vindt moderne technologie allemaal gezellig en leuk enzo, totdat ze eens een aflevering van “Black Mirror” hebben gezien en helemaal beginnen te freaken. Maar ik heb geen futuristische/apocalyptische/1984-achtige Netflix-serie nodig om mij ongemakkelijk te voelen door bepaalde technologieën.

Zo voel ik mij al sinds mijn eerste week op mijn werk persoonlijk aangevallen door het geurding in de toiletten. Dat rotding springt altijd aan zodra ik binnenkom in het wc-kotje, alsof ik een mega vortige stinkende vetlap ben wiens lichaamsgeur alleen al de sensoren van dat geurding als dusdanig triggeren dat het onmiddellijk van die vieze lavendel moet beginnen rondspuiten.

geurding ps

Ook als ik lekker lig te chillaxen in mijn zetel in mijn chillkleren onder mijn deken en met mijn Pepsi Max, word ik lastiggevallen door technologie. Wanneer Netflix mij na een compleet arbitrair verloop van tijd vraagt “of ik er nog ben?”, word ik instant superzelfbewust van mijn vrijetijdsbesteding terwijl Netflix toch eigenlijk werkelijk totaal geen zaken heeft met of ik er nog ben of niet.

netflix ps

Waar de mysterieuze algoritmes van het internet mij zowel begrijpen in het diepst van mijn verlangens alsook mij extreem onzeker maken over mijn interesses, is het suggereren van YouTube-filmpjes en podcasts, gebaseerd op mijn voorkeuren. Enerzijds ben ik blij dat YouTube en podcasts-apps weten dat ik enkel geïnteresseerd ben in griezelige true crime docu’s over de ergste zondaars van de wereld, anderzijds voel ik me toch steeds nogal gegeneerd als er mij voorgesteld wordt om meer te zien van “Britain’s Darkest Taboos” of als er mij gevraagd wordt of ik genoten heb van de laatste podcast van “Small Town Murder”. (Een keer was ik op een familiefeest en wilde ik foto’s van mijn kat laten zien aan mijn tante, want zo ben ik wel, en unlockte ik mijn GSM en stond deze Google Search nog open. Niet omdat ik een fetisjist ben van mannen in vrouwenlingerie maar wel omdat ik eerder die dag een documentaire had gezien over deze enge onderbroeken-verzamelende crimineel. Ik heb zelfs geen poging ondernomen om dit uit te leggen en ben gewoon overgegaan tot foto’s van Kali.)

psychopaat

Onzeker over mijn intelligentie word ik dan weer van die aartsmoeilijke Captcha-challenges waarbij ik moet bewijzen dat ik geen robot ben door absurde en compleet onmogelijke opdrachten uit te voeren zoals het herkennen van verkeersborden en auto’s op foto’s. Eerst denk ik nog “jaaaa da’s keigemakkelijk, in het echte leven herken ik zeer zeker auto’s van andere voertuigen!”, maar dan komen de foto’s die allemaal supervaag en dubbelzinnig zijn, slaat de angst mij om het hart en maak ik blijkbaar de ene fout na de andere.

captcha

Spotify heeft dan weer een tijdlang gedacht dat ik een of andere geobsedeerde Germanofiel was door mij maandenlang akelige Duitse liedjes op te dringen in mijn “Discover Weekly”.

spotify

Tevens werd ik door moderne technologie pijnlijk en gedwongen geconfronteerd met mijzelf als ik 9997889898 liter Pepsi Max wilde bestellen bij CaddyHome. Zelfs na ettelijke bestellingen en leveringen bleef de website mij vragen of ik zeker was van deze hoeveelheid.

caddyhome kutwinkel pepsi max nom

(Ter info: de gebruikte foto’s van mezelf heb ik niet eens moeten trekken voor deze gelegenheid, ik heb die op mijn GSM gevonden want blijkbaar had ik in een overdramatisch moment een serie foto’s naar mijn vriend gestuurd toen ik eens een dag ofzo een polsbrace moest dragen.)

“Mijn huis is ver nu” (verhuis)

Na meer dan een decennium in de stad Antwerpen te hebben gewoond, verhuisde ik in december 2017 naar Aarschot. Van de grootste stad in Vlaanderen met meer dan een half miljoen inwoners (bevolkingsdichtheid van 2558,54 inw./km) en het mooiste station van de wereld (met 14 sporen), verhuisde ik naar een stadje met 30 000 inwoners (479,36 inw./km²) en (het rare oneven aantal van) maar 5 sporen.

Na een week Pokémon Go spelen in Aarschot kende ik alle straatnamen al beter dan mijn in Aarschot opgegroeide partner en kon ik elk random Mariabeeldje herkennen en situeren.

Bij het verkennen van mijn nieuwe thuishaven kon ik het niet laten om parallellen te trekken tussen de stad van mijn hart en de stad van mijn huis. Zo was het Brabo die beide Brabantse (“Brabolandse”) steden van hun naam zou hebben voorzien: Brabo wierp het hand van reus Antigoon (handwerpen, Antwerpen) en toen hij met Julius Caesar ging jagen langs de Demer noemde Brabo diens lucky shot een “arendsschot” (Aarschot).  Verder heeft Aarschot, net als Antwerpen, een “Grote” Markt (aanrader: croques in Café Chaplin), een stadsfeestzaal en een UGC. De Theo De Beckerstraat en de Martelarenstraat zijn winkelstraten zoals de Meir en de Kammenstraat, de Bonewijk en de café’s er rond lijken met wat goede wil op de Groenplaats, het Aarschots stadspark is ook een (weliswaar uitgerekte) driehoek en er is zelfs een soort “Grand Bazar”-winkelcentrum (dat momenteel grotendeels leeg staat maar binnenkort een indoor food market zou worden, zoals de Mercado in het oude Postgebouw op de Groenplaats). De oude kasseien, de kerk met nieuwe Beiaard, het sfeervolle Begijnhof en het prachtige ‘s Hertogenmolens doen dan weer denken aan het historisch centrum van Antwerpen.

Noemenswaardige gelijkenissen dus, maar ook enkele opvallendheden.

Zo slaagt kennelijk geen enkele Aarschottenaar erin om zijn huisdieren thuis te houden (bron: de Facebookgroepen “Aarschot Online” en “Ge zé van Osschot as ge……”). Letterlijk dagelijks wordt er via sociale media melding gemaakt van vermiste dan wel gevonden honden/katten/konijnen. Het mooiste in de mens kwam dan ook boven wanneer de Kasseistampers dagenlang zoekacties organiseerden voor het weggelopen hondje van een oude vrouw. Zelfs onze, nochtans in hart en nieren Antwerpse kat Kali (de “a” in haar “miàuw” is zeer plàààt), had zich na een jaar als dusdanig geassimileerd met de lokale gebruiken: zij nam op een winteravond de pootjes, maar geraakte weliswaar maar tot onze oprit omdat ze dan haar automatisch voerbakje (aptly named “Robokali”) hoorde opengaan en prompt aan de achterdeur ging zitten janken om terug binnen te kunnen teneinde haar maaltijd niet te missen.

De gemiddelde inwoner van Aarschot is ook buitengewoon opmerkzaam én nieuwsgierig. Geen enkel zwaailicht of sirene gaat onopgemerkt voorbij, elk stilstaan van een politiecombi moet geanalyseerd worden en een rookwolk eender waar is steeds een mogelijke bosbrand van Californische proporties. Wanneer er eens een helikopter boven Groot-Aarschot gesignaleerd werd, moet Mark Zuckerberg een bijna niet te behappen belasting van de Facebook-servers hebben waargenomen.

aarschot ramptoerisme(bron: de Facebookgroepen “Aarschot Online” en “Ge zé van Osschot as ge……”)

Een dergelijke publiekelijke uitbarsting van nieuwsgierigheid (of online ramptoerisme, you choose) is blijkbaar een uitnodiging tot een laagdrempelige brainstormsessie over wat Aarschot nu toch weer allemaal overkomt. Op een Facebookpost over een sirene, politiecombi of rook volgen dan ook meteen talrijke reacties die een van deze twee vormen aannemen: “Ik woon hier ook en ik zie het ook! Omg!!1!” of “Ik woon hier ook maar ik zie juist niks! Maar toch, omg, why happening!?”. Of de commenter de spannende gebeurtenis nu kan bevestigen of niet, bang, bezorgd en bereid om het gebeurde tot op het bot uit te pluizen is hij/zij sowieso. Ik vraag mij bij het zien van een dusdanige online ophitsing eigenlijk vooral af of al die honderden ontsnapte honden/katten/konijnen er voor iets tussen zitten.

De nieuwsgierigheid van de gemiddelde Aarschottenaar strekt zich ook uit tot het aanhoudend aanstaren van elke zich in het openbaar begevende persoon. Toegegeven, op een doordeweekse dag is er op de Bonewijk misschien 5 man op straat dus dan is het niet moeilijk om iedereen individueel en net iets te lang aan te kijken. Maar toen ik hier pas woonde, dacht ik bij elke wandeling/fietstocht dat ik nog choco op mijn gezicht had hangen, zo verrast was ik door het steeds langdurig aangekeken worden.

Na een jaar in Aarschot heb ik de kleinschaligheid leren appreciëren, vind ik fietsen naast de Demer best aangenaam en ben ik verslaafd geraakt aan de croques van Café Chaplin. Maar het steeds aangestaard worden blijft een beetje onwennig. Want als ze heel goed kijken, zien ze misschien hoe hard ik Antwerpen mis.

“Vrijblijvend en ongebonden” (tradities)

Ik ben er altijd op een vreemde manier trots op geweest dat ik niet traditioneel ben opgevoed. Door mijn atheïstische, vrijzinnige en progressieve opvoeding dacht ik dat ik “vrijer” was. Ofzo.

De “tradities” van mijn opvoeding waren niet religieus, dogmatisch of geworteld in eeuwenoude praktijken. Onze tradities waren met de mama naar de markt op dinsdag, enkel de Disneyfilm “Fantasia”‘ kijken als we ziek waren, “papa’s puree” op zondagavond, de baas van het tv-kaske zijn als ge de boon had in de Driekoningen-taart, pannenkoeken eten en “Willow” kijken bij de oma, een snoepzak van Rayke op woensdag, de cassettes van “Samson & Gert” als we met de auto op reis gingen en koffiekoeken op zondag.

Maar de mama is er al lang niet meer, net als oma, Rayke, “Fantasia” als ik ziek ben, papa’s puree op zondag en muziekcassettes van “Samson & Gert”. Onze tradities waren maar tijdelijke en reeds vervlogen gewoontes.

De laatste weken werd ik geconfronteerd met anderen die wél tradities hebben. Diepgewortelde culturele tradities, die generaties lang gedeeld en gedragen worden door een hele familie of zelfs door een heel volk. Zulke tradities vervallen niet als mensen sterven, als familieleden in verschillende dorpen of zelfs landen wonen, als bepaalde muziekdragers uit gebruik geraken of als kinderen volwassenen worden. Zulke eeuwenoude tradities, waarvan de originele betekenis misschien helemaal geen belang meer heeft, zijn niet persoons- of tijdsgebonden en worden nog steeds samen beleefd.

Ik ben tamelijk traditieloos en dat voelt eigenlijk allesbehalve vrij. Het voelt een beetje eenzaam. Vrijblijvend, ja, en helemaal nergens aan gebonden.

Catriolen (gastcolumn door Filou Meulders)

Deze week op “Capriolen”, uitzonderlijk een stukje niet geschreven voor mezelf, maar wel door Xavier Meulders.

“Catriolen” is een gastcolumn van Filou Meulders, kat van Xavier Meulders, de meest hilarische poes op het westelijk halfrond, die praat met een sappige tongval, guitige zinspelingen en kennis van zaken.
10579835_10204638638790206_510029749_n


CATRIOLEN
met Filou Meulders
door Xavier Meulders

18 oktober 2014

Men zegt wel eens dat honden baasjes hebben, terwijl katten beroep kunnen doen op een uitgebreide en bereidwillige ploeg personeel. Dat is wat mij betreft niet anders. Meer nog: ook ik zou, net als vele andere feliene soortgenoten in dit land, liever baasjes hebben dan personeel.

Want vergeet maar al uw romaneske voorstellingen van butlers in rokkostuum die gedienstig een kopje lauwe melk op een zilveren schaaltje presenteren en hoofs schuddebollend ‘yes, Madam!’ en ‘at once, Madam!’ articuleren. Dat waren andere en betere tijden, toen honden nog de hele dag op bevel van hun baasje (sic!) de bossen werden ingestuurd om te jagen op een fazant, Syriëstrijder of ander losgeslagen wild terwijl poezemin ondertussen in de villa kon baden in luxe en weelde (in water baden wij immers niet zo graag, zoals u weet…)

Maar die tijden zijn helaas veranderd. Daar waar vroeger onvoorwaardelijke loyauteit en eerbied de kardinale deugden van iedere kattenbediende waren, hebben egocentrisme en luiheid deze eeuwige Ordo Virtutum ondersteboven gekeerd. Het begint al bij het feit dat het hedendaags personeel een gedetailleerde functiebeschrijving opeist waarin staat wat van hem of haar wordt verwacht: eten geven, de kattenbak reinigen en van tijd tot tijd een aaitje geven; dat willen ze nog doen. Maar toen ik (oké, misschien iets té opdringerig…) vroeg om mijn weledele achterwerk te verschonen, was dat teveel gevraagd. Of denkt u soms dat wij, katten, met plezier voortdurend onze staart onder uw neus schuiven? In ieder geval: wat vroeger blijkbaar doodnormaal was aan het hof van koning Lodewijk XIV, is vandaag volkomen taboe geworden.

Een manifest gebrek aan respect is wat deze hedendaagse personeelsgilde eveneens zo karakteriseert. Twee exemplarische voorbeelden: als ik languit in de zetel wil liggen (en ook al is die zetel minstens vijf keer zo lang als mijn lichaamslengte, en zou ik best discreet op het randje kunnen gaan liggen, toch lig ik PER DEFINITIE in het midden van de sofa) dan dient het personeel mij daar ook gewoon te laten liggen. Punt. Neen, het interesseert me niet dat je overdag nog naar een andere werkgever bent moeten gaan om in tijden van crisis de rekeningen nog te betalen, noch dat er een of andere dom politiek programma met Ivan De Ladder en zijn Tanghe bezig is op tv, ik wil gewoon met rust worden gelaten! Maar neen, in plaats van mij mijn welverdiende rust te gunnen, word ik bij m’n nekvel van de zetel gegooid, en moet ik me wringen in een veel te krap mandje op de vloer. Opgerold. Als een criminele bende, bah!

Het tweede voorbeeld dat ik u zal geven tart gewoon alle verbeelding. Zoals iedere obese vetbol op vier poten heb ik ‘s ochtends hallucinante vreetbuien gezonde kat heb ik bij het ochtendgloren trek in een voedzaam en evenwichtig ontbijt. Beleefd doch ietwat ongeduldig sta ik dan ook rond een uur of acht te wachten aan mijn kommetje, en neemt mijn krullende staart de vorm aan van een toepasselijk vraagteken: kan ik nu alstublieft ontbijt krijgen? Maar niets van dat hoor! Neen, in plaats van mijn persoonlijke blikken trommel krokante mini-donuts uit de kast te halen, wordt brood, boter, kaas, confituur en andere vegetarische prak die roofdieren zoals ik nooit ofte nimmer eten op tafel gezet… en begint mijn personeel zélf te ontbijten! En ik, hun eigenste superieur en opdrachtgever, kan intussen maar in een hoekje staan wachten tot zij gedaan hebben. Ik heb al dikwijls overwogen om dan maar uit pure ellende muizen te gaan vangen om toch alvast iets te eten te hebben, maar… dat… nooit!!! Een kat met personeel dient haar waardigheid te behouden!

Het ergste van al is dat ik dit zootje ongeregeld dan ook nog eens moet betalen. Niet dat dat het probleem is: ik zet het hen immers graag betaald! Dat doe ik onder meer door te knauwen, luid te snurken terwijl er een film speelt op tv of door op ontiegelijk vroege uren mijn personeel te wekken door op hun slapende lichamen te springen. Maar die ontrouwe bediendes blijven niettemin morren en zeuren: ze hadden ze onlangs het lef om meer voordelen in natura te eisen, zoals een verhoogde aaibaarheidsfactor (bah!) en meer lieve tongzoentjes op de neus (walgelijk!). Indien ik niet op die eisen inga, dreigen ze met vakbondsacties en trekken ze zelfs naar het bevoegde par(as)itair comité om hun grieven kracht bij te zetten. Maar ik zeg het voor eens en altijd: het moet maar eens gedaens zijn met die syndicale roodzooi!

Zo ziet u, beste lezer, waarom het dus niet altijd voordelig is om personeel in dienst te hebben. En dan heb ik u zelfs nog niet verteld over mijn kreupele rechterachterpoot die bijna volledig verlamd is door de zware loonkosthandicap, of die vreselijke belastingcontroleur die al meermaals op mijn staart getrapt heeft met zijn zware aanslagvoet. Neen, geef mij dan toch ook maar liever baasjes. Of beter nog: keukenchefs, want intussen zijn mijn ondergeschikten reeds zonder mij aan het avondeten begonnen; de rotzakken!


Voor meer hilariteit op vier poten:

Dagelijkse moppen over de actualiteit: https://www.facebook.com/pages/Filou-Meulders/579793098815998

Wekelijkse strip: https://www.facebook.com/filouspits

Operatie 2.0: de revalidatie

“Have the operation”, they said, “It will be fun”, they said.

“Stay home for three weeks in a wheelchair” they said, “It will be like a vacation”, they said.

Na mijn tweede knieoperatie kreeg ik van chirurg Leren Vest Zomerse Blazer drie weken steunverbod, zodat het geopereerde kraakbeen in mijn knie kon genezen. Hij had mij op voorhand wel enigszins gewaarschuwd dat dit geen pretje ging zijn, maar ik had dit uiteraard (uiteraard) niet te serieus genomen.

Ik dacht er het mijne van. Ik had een rolstoel uitgeleend bij OZ, enkele Dr. Oetker pizza’s gekocht en een audioboek gedownload: ik was klaar voor mijn drie weken thuiszitten! Ik beeldde mij in dat ik drie weken thuis ging zitten chillaxen, gezellig bij de huisdiertjes, met eten bij de hand, liters Pepsi Max om binnen te gieten, met tijd om boeken te lezen, ja, zelfs tijd om boeken te schrijven! Ik zou vanalles kunnen doen dat ik al maanden uitstel: mijn belastingen invullen, e-mails beantwoorden, allerlei epische blogposts schrijven, zwart-wit documentaires over de Tweede Wereldoorlog zien, etc…

De realiteit bleek pijnlijk anders: ik moest drie weken lang in een godverdomse rolstoel zitten, waardoor mijn gat altijd extreem begon te zweten, aangezien het buiten een gezellige 25° was; tweemaal daags moest ik Tresor-cornflakes eten omdat ik geen vers brood kon gaan kopen; er moesten constant loodgieters langskomen voor een lek te repareren die uiteindelijk niet eens bij mij bleek te zitten (na het vierde en vijfde loodgieterbezoek verkondigde ik tegen iedereen die het horen wou “dat ik wel betere dingen te doen had”, waarna ik dan telkens besefte dat ik helemaal niks te doen had); ik moest een gehandicaptentaxi bestellen om naar de dierenarts te kunnen gaan met mijn konijn; ik botste elke dag met mijn voeten, knieën en ellebogen tegen elke mogelijke muur en kast, gezien ik niet bepaald een begenadigde rolstoelchauffeur ben; ik moest elke avond diepvriesmaaltijden eten want ik kon niet rechtstaan om te koken; ik moest wachten op bezoek om nog eens met mijn zwetend gat buiten mijn appartement te komen.

Al deze factoren zorgden ervoor dat ik niet bepaald zin had om boeken te lezen, boeken te schrijven, mijn belastingen in te vullen, e-mails te beantwoorden, zwart-wit documentaires over de Tweede Wereldoorlog zien, noch om allerlei epische blogposts te schrijven. In de plaats daarvan lag ik eigenlijk de hele tijd met mijn zwetend gat in bed naar YouTube te kijken samen met mijn kat.

Onderstaand filmpje geeft een waarachtig beeld van mijn revalidatie een doorprikt het “it will be fun”-denken dat sommigen onder u misschien ook koesterden. Blijf zeker kijken tot het einde want vanaf Dag 14 is het DOTA2-kampioenschap “The International 2014” afgelopen en komt u te weten welke doldwaze bezigheid ik daarna heb moeten bedrijven (meer “Dr. Phil”? misschien toch een boek lezen? spannend!).

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=3cK49qOAtl4&w=560&h=315]

Ten slotte anticipeer ik alvast op enkele vragen naar aanleiding van de bovenstaande meeslepende vertelling van mijn revalidatie:

  1. Hoe gaat het met zieke Yoko?
    Mijn konijn Yoko heeft drie weken medicatie gekregen en is er ondertussen helemaal bovenop, ze is terug haar vrolijke ondeugende zelf! Bobke was ook blij zijn vrouwtje terug te hebben, want anders moest hij zichzelf wassen.
  2. Naar aanleiding van de “Dr. Phil”-aflevering “Teen Mama Drama” die ik gezien heb: Did She Get Pregnant to Be on TV?
    Ja! Die vortige slet was nog maar 18 jaar en al zwanger en ze had dat keihard gedaan omdat ze altijd naar “Teen mom” keek op MTV! Tsssss!
  3. Naar aanleiding van de “Dr. Phil”-aflevering “My Husband, Pablo, and His Other Women” die ik gezien heb: hoeveel vrouwen had Pablo wel niet!?
    Pablo de vuile manhoer bedroog zijn vrouw met zeker drie minnaressen! Maar zijn vrouw had het uiteindelijk door en had samen met minnares nummer 3 een verzonnen dating profiel gemaakt en zo Pablo in de val gelokt want Pablo wou ook wel eens seksen met dat vals dating profiel, de leugenachtige sletterige slet!

Operatie 2.0: de ervaring

LANGE VERSIE:

Dinsdag 8 juli 2014 volgde mijn tweede knieoperatie, om de resterende schade aan mijn kraakbeen te herstellen. Het was dus dezelfde operatie, dezelfde chirurg en hetzelfde ziekenhuis als 8 maanden ervoor.

De ochtend begon al beter als de vorige keer: ik had braaf niets gegeten of gedronken en ik kon gewoon wandelen naar het ziekenhuis in plaats van een taxi te nemen en onderweg geld te moeten gaan afhalen. Eens aangekomen in het ziekenhuis, werd er ook niet meer met mijn eenpersoonskamer en vermeende VIP-status gespot, aangezien ik nu slechts een tweepersoonskamer had geboekt. Bovendien werd deze keer, onder mijn aandachtig toeziend oog, op het juiste been een pijl gezet.

Eens ik naar het operatiekwartier gebracht werd, ging het echter van kwaad naar erger. Ik begon erg veel stress te krijgen en chirurg Leren Vest had deze keer geen leren vest aan toen hij goedendag kwam zeggen, maar wel zijn “scrubs“. Toen Leren Vest naar mijn ziekenhuisbed kwam gewandeld, zwaaide hij bovendien met zijn armen, waardoor ik domweg dacht dat hij wilde high fiven (alsof normale volwassen mensen dat op zo’n moment zouden doen? what is wrong with me!?) en ik aldus mijn hand omhoog stak om de high five in ontvangst te nemen, waarna pijnlijk duidelijk werd dat hij mij gewoon een hand wilde geven (zoals elke normale medemens die niet Sanne is). Awkward!

In de operatiekamer werd mij een anesthesiemiddel toegediend en kwam ook het zuurstofmasker op de proppen. Plots kreeg ik heel veel achterhoofd- en nekpijn waardoor ik begon te panikeren/wenen en instinctief het zuurstofmasker probeerde te ontwijken. De anesthesist en verpleegster probeerden mij te kalmeren en het zuurstofmasker terug op mijn gezicht te krijgen. Ze zeiden “rustig in en uit ademen, er is niks mis” en het volgende dat ik mij herinner is de verkoeverruimte.

IMAG1385

In de verkoeverruimte werd ik langzaam wakker met een extreem comfy warmtedeken op mijn lichaam. It was the best thing ever. (Ik had de verpleegsters op voorhand laten weten dat ik de voorbije twee keer dat ik volledige verdoving had ondergaan telkens bevriezend wakker werd.) Zalig genietend van de heerlijke warmte, en ongetwijfeld ook een beetje high van de anesthesie, heb ik iedereen die aan mijn bed kwam staan uitvoerig bedankt voor de goede zorgen, dit alles met mijn ogen toe en ongetwijfeld maar half-verstaanbaar omdat ik lekker aan het verkoeveren was. Het kon mij overigens geen kak schelen hoe de operatie verlopen was, want ik had een elektrisch deken en everything was awesome.

Even onverwacht en bruut als die mislukte high five met Leren Vest, was het moment toen ze het warmtedeken van mij afnamen. Zonder boe of ba werd de hemelse warmtebrenger van mij weggenomen en werd mijn bed richting kamer gereden. Daar werd mij al snel eten aangeboden, wat ik weigerde omdat ik kotsmisselijk was. Even later werd mij aangemaand toch iets te eten en te drinken, waarop ze mij rechtzetten in mijn bed en ik vervolgens bijna van mijn sus ging. Ik begon weg te draaien en blijkbaar zag ik er nog witter dan normaal uit, want de mevrouw in het bed naast mij drukte op “de rode knop” om een verpleegster te roepen. Die verpleegster deed mijn bed terug naar beneden en zei “daarvoor moet ge toch niet wenen!” en ik dacht in mijzelf “ik ween als ik wil wenen! it’s my operation and i’ll cry if i want to!“. Uiteindelijk voelde ik mij iets beter en heb ik de boterhammen met confituur en smeerkaas gegeten, alsook wat water gedronken. Leren Vest kwam mij vertellen over de operatie, maar had geen leren vest aan, doch wel een zomerse blazer.

In de namiddag kwam het moment van vertrek naar huis. De mama van Papzak kwam mij ophalen. Zij is verpleegster en had een auto. Haar verpleegster-zijn was een groot succes, haar auto iets minder. Onderweg naar de parking werd ik zo misselijk van in de rolstoel te zitten, dat ik bijna moest overgeven, waarop een mevrouw van het onthaal kwam toegesneld met een bloempot. Ik werd op een brancard (keidramatisch!) terug naar mijn kamer gebracht, waar een lage bloeddruk werd vastgesteld en ik even moest bekomen alvorens nog een vertrekpoging te ondernemen. Deze tweede poging verliep niet veel beter. De bloempot hadden we ingewisseld voor een plastiek zakje, dat ik al nodig bleek te hebben in de Huidevettersstraat. Eens de boterhammen met confituur en smeerkaas er in de verkeerde richting terug uit waren gekomen, voelde ik mij wel een pak beter.

Thuis heb ik een dutje gedaan, een Iglo-maaltijd gegeten, “Dr. Phil” op YouTube gezien en hevig smachtend teruggedacht aan mijn warmtedeken.

KORTE VERSIE:

LEUK:

  • Pijl op juiste been (+)
  • Extreem awesome elektrisch warmtedeken in verkoeverruimte (++++++)

NIET ZO LEUK:

  • Mislukte high five met Leren Vest (-)
  • Wenen in zuurstofmasker (-)
  • Leren Vest had geen leren vest aan, maar een zomerse blazer (- -)
  • Bijna overgeven in bloempot (-)
  • Overgeven in auto (- -)

CONCLUSIE:

Ondanks het feit dat de ervaring met het warmtedeken the best thing ever was, maakte het misselijk zijn, de high five fail en de zomerse blazer het al bij al toch een minder geslaagde dag.

IMAG1098

Binnenkort op deze blog: “Operatie 2.0: de revalidatie”.

Sanne in de OK: operatie 2.0

Oktober 2013 was niet bepaald de beste maand van mijn leven. In die maand liep mijn relatie van 5 jaar op de klippen, moest ik daardoor verhuizen én moest ik geopereerd worden aan mijn knie nadat ik tijdens het voetballen gevallen was.

De week voor mijn operatie viel samen met de week dat ik gedumpt was. De weken na mijn operatie -toen ik moest revalideren- vielen samen met de weken dat ik pas gedumpt was en met de weken waarin ik een nieuw appartement moest zoeken, meubels moest kopen en moest verhuizen. In de weken voorafgaand en na mijn operatie heb ik liters Ben&Jerry’s verorberd, de eerste drie seizoenen van “Game of Thrones” gezien en blijkbaar elke dag wenend mijn zus opgebeld. Soms allemaal tegelijkertijd.

knie3

De dag van de operatie zelf verliep niet vlekkeloos. ‘s Ochtends had ik al per ongeluk bijna ontbeten uit gewoonte, terwijl ik nuchter moest blijven. Vervolgens had ik stiekem “mijn medicijnen genomen met een slokje water” omdat ik bijna omkwam van de honger en dorst. Die ochtend moest ik met een taxi naar het ziekenhuis. Ik geraakte al amper in het taxibusje met mijn kapotte knie en moest dan onderweg ook nog eens geld gaan afhalen om de chauffeur te kunnen betalen.

Eens aangekomen in het ziekenhuis, werd ik smalend door de gangen geleid als “de VIP” omdat ik via mijn hospitalisatieverzekering een eenpersoonskamer kreeg terugbetaald. Dan zette de verpleegster, voor ik er erg in had, een gigantische pijl op mijn verkeerde been, “zodat de chirurg wist waar hij moest zijn“. Toen ik haar duidelijk maakte dat de chirurg onder geen enkel beding bij mijn rechterknie moest zijn omdat het mijn linkerknie was die geopereerd moest worden, werd ik niet geloofd en belde de verpleegster wantrouwig de chirurg. Die had blijkbaar per vergissing “rechterknie” op het blad gezet en gaf toe dat het mijn linkerknie was “waar hij moest zijn“. Desgevallend probeerde de verpleegster de dikke rode pijl op mijn rechterbeen weg te vegen en af te schuren. Tevergeefs. Ten slotte zette ze er dan maar een kruis over en een nóg grotere pijl op mijn linkerbeen.

Nadat ik uiteindelijk onder het gewicht van een ondraaglijk schuldgevoel had toegegeven dat ik die ochtend “mijn medicijnen met een slokje water had genomen” en de verpleegster hier niet mee kon lachen omdat ik nuchter had moeten blijven, werd ik naar de operatiekamer geleid. Vanaf dan klampte ik paniekerig elke persoon aan die ik tegenkwam om te verkondigen dat ze enkel mijn linkerknie moesten opereren en dat ze die andere pijl totaal moesten negeren. Dan kreeg ik kalmeringspilletjes en een kalmeringsspuitje. Dan kwam de chirurg langs en die had een leren vest aan. Dat vond ik wel fancy. Ik zei hem dat hij bij mijn linkerknie moest zijn. Daarna herinner ik mij niks meer.

knie2

Toen ik wakker werd in de narcoseruimte (?), had ik het koud, deed mijn been pijn en vroeg ik meteen aan de dichtstbijzijnde persoon wat er nu mis was met mijn knie: kruisbanden, meniscus, iets anders? De narcoseverpleegster (?) zei dat het mijn kraakbeen was, waarna ik weer indommelde en pas bijkwam toen ik weer in mijn VIP-eenpersoonskamer was. Ik vroeg de verpleegster die de verkeerde pijl had gezet wanneer de chirurg langskwam om uitleg te geven, maar zij verzekerde mij dat ik hierop niet moest wachten. Toen ik protesteerde dat er tijdens de operatie blijkbaar gebleken is dat er een kraakbeenprobleem was, zei de verpleegster dat het gewoon mijn kruisbanden waren en dat ik wel gehallucineerd zal hebben dat iemand mij vertelde dat het een kraakbeenprobleem was. (Alsof ooit iemand in the history of the world dat gehallucineerd heeft? Da’s keirandom?) Ondanks de onbetwistbare betrouwbaarheid van de verpleegster die de verkeerde pijl had gezet, besloot ik toch maar te wachten. De chirurg wist mij te zeggen dat het wel degelijk een kraakbeenprobleem was. Ondertussen was ik zo goed als omgekomen van de honger en dorst, maar kreeg ik water en yoghurt (“waarom geven ze niet gewoon platte kak?” vroeg ik mij af).

Even later werd ik opgehaald door mijn ex-schoonmoeder, eens thuis bracht mijn ex-schoonzus mij een pot Ben&Jerry’s, even later belde ik wenend mijn zus en de rest van de dag keek ik naar “Game of Thrones”.

knie4knie

Morgen word ik opnieuw geopereerd aan mijn knie. Er is waarschijnlijk (nog) een kraakbeenletsel.

Ondanks al het bovenstaande, kies ik toch opnieuw voor hetzelfde ziekenhuis, want mijn chirurg had een leren vest aan toen hij mij goedendag kwam zeggen en ik vond dat wel tof.

Het geluk zit in kleine dingen.