Catriolen (gastcolumn door Filou Meulders)

Deze week op “Capriolen”, uitzonderlijk een stukje niet geschreven voor mezelf, maar wel door Xavier Meulders.

“Catriolen” is een gastcolumn van Filou Meulders, kat van Xavier Meulders, de meest hilarische poes op het westelijk halfrond, die praat met een sappige tongval, guitige zinspelingen en kennis van zaken.
10579835_10204638638790206_510029749_n


CATRIOLEN
met Filou Meulders
door Xavier Meulders

18 oktober 2014

Men zegt wel eens dat honden baasjes hebben, terwijl katten beroep kunnen doen op een uitgebreide en bereidwillige ploeg personeel. Dat is wat mij betreft niet anders. Meer nog: ook ik zou, net als vele andere feliene soortgenoten in dit land, liever baasjes hebben dan personeel.

Want vergeet maar al uw romaneske voorstellingen van butlers in rokkostuum die gedienstig een kopje lauwe melk op een zilveren schaaltje presenteren en hoofs schuddebollend ‘yes, Madam!’ en ‘at once, Madam!’ articuleren. Dat waren andere en betere tijden, toen honden nog de hele dag op bevel van hun baasje (sic!) de bossen werden ingestuurd om te jagen op een fazant, Syriëstrijder of ander losgeslagen wild terwijl poezemin ondertussen in de villa kon baden in luxe en weelde (in water baden wij immers niet zo graag, zoals u weet…)

Maar die tijden zijn helaas veranderd. Daar waar vroeger onvoorwaardelijke loyauteit en eerbied de kardinale deugden van iedere kattenbediende waren, hebben egocentrisme en luiheid deze eeuwige Ordo Virtutum ondersteboven gekeerd. Het begint al bij het feit dat het hedendaags personeel een gedetailleerde functiebeschrijving opeist waarin staat wat van hem of haar wordt verwacht: eten geven, de kattenbak reinigen en van tijd tot tijd een aaitje geven; dat willen ze nog doen. Maar toen ik (oké, misschien iets té opdringerig…) vroeg om mijn weledele achterwerk te verschonen, was dat teveel gevraagd. Of denkt u soms dat wij, katten, met plezier voortdurend onze staart onder uw neus schuiven? In ieder geval: wat vroeger blijkbaar doodnormaal was aan het hof van koning Lodewijk XIV, is vandaag volkomen taboe geworden.

Een manifest gebrek aan respect is wat deze hedendaagse personeelsgilde eveneens zo karakteriseert. Twee exemplarische voorbeelden: als ik languit in de zetel wil liggen (en ook al is die zetel minstens vijf keer zo lang als mijn lichaamslengte, en zou ik best discreet op het randje kunnen gaan liggen, toch lig ik PER DEFINITIE in het midden van de sofa) dan dient het personeel mij daar ook gewoon te laten liggen. Punt. Neen, het interesseert me niet dat je overdag nog naar een andere werkgever bent moeten gaan om in tijden van crisis de rekeningen nog te betalen, noch dat er een of andere dom politiek programma met Ivan De Ladder en zijn Tanghe bezig is op tv, ik wil gewoon met rust worden gelaten! Maar neen, in plaats van mij mijn welverdiende rust te gunnen, word ik bij m’n nekvel van de zetel gegooid, en moet ik me wringen in een veel te krap mandje op de vloer. Opgerold. Als een criminele bende, bah!

Het tweede voorbeeld dat ik u zal geven tart gewoon alle verbeelding. Zoals iedere obese vetbol op vier poten heb ik ‘s ochtends hallucinante vreetbuien gezonde kat heb ik bij het ochtendgloren trek in een voedzaam en evenwichtig ontbijt. Beleefd doch ietwat ongeduldig sta ik dan ook rond een uur of acht te wachten aan mijn kommetje, en neemt mijn krullende staart de vorm aan van een toepasselijk vraagteken: kan ik nu alstublieft ontbijt krijgen? Maar niets van dat hoor! Neen, in plaats van mijn persoonlijke blikken trommel krokante mini-donuts uit de kast te halen, wordt brood, boter, kaas, confituur en andere vegetarische prak die roofdieren zoals ik nooit ofte nimmer eten op tafel gezet… en begint mijn personeel zélf te ontbijten! En ik, hun eigenste superieur en opdrachtgever, kan intussen maar in een hoekje staan wachten tot zij gedaan hebben. Ik heb al dikwijls overwogen om dan maar uit pure ellende muizen te gaan vangen om toch alvast iets te eten te hebben, maar… dat… nooit!!! Een kat met personeel dient haar waardigheid te behouden!

Het ergste van al is dat ik dit zootje ongeregeld dan ook nog eens moet betalen. Niet dat dat het probleem is: ik zet het hen immers graag betaald! Dat doe ik onder meer door te knauwen, luid te snurken terwijl er een film speelt op tv of door op ontiegelijk vroege uren mijn personeel te wekken door op hun slapende lichamen te springen. Maar die ontrouwe bediendes blijven niettemin morren en zeuren: ze hadden ze onlangs het lef om meer voordelen in natura te eisen, zoals een verhoogde aaibaarheidsfactor (bah!) en meer lieve tongzoentjes op de neus (walgelijk!). Indien ik niet op die eisen inga, dreigen ze met vakbondsacties en trekken ze zelfs naar het bevoegde par(as)itair comité om hun grieven kracht bij te zetten. Maar ik zeg het voor eens en altijd: het moet maar eens gedaens zijn met die syndicale roodzooi!

Zo ziet u, beste lezer, waarom het dus niet altijd voordelig is om personeel in dienst te hebben. En dan heb ik u zelfs nog niet verteld over mijn kreupele rechterachterpoot die bijna volledig verlamd is door de zware loonkosthandicap, of die vreselijke belastingcontroleur die al meermaals op mijn staart getrapt heeft met zijn zware aanslagvoet. Neen, geef mij dan toch ook maar liever baasjes. Of beter nog: keukenchefs, want intussen zijn mijn ondergeschikten reeds zonder mij aan het avondeten begonnen; de rotzakken!


Voor meer hilariteit op vier poten:

Dagelijkse moppen over de actualiteit: https://www.facebook.com/pages/Filou-Meulders/579793098815998

Wekelijkse strip: https://www.facebook.com/filouspits

Google en de goddelijke creatie van de princekoek

Mijn blog is intussen al een jaar en half oud, en ongeveer een half jaar inactief. Toch krijg ik nog regelmatig  van vrienden/familie/collega’s de vraag of ik niet eens een nieuwe post ga schrijven. Ook onbekenden vinden nog steeds de weg naar mijn blog, en wel via Google. Op WordPress kan ik zelfs zien via welke zoektermen iemand op “Capriolen” terechtkomt.

De top 10 van all time meest gebruikte zoektermen zijn echter niet de meest flatterende. Ze gaan allemaal over gebroken tenen en opgezwollen gezichten en ogen. Pas op de 10de plaats staat mijn naam.

gebroken teen 46
koek 24
opgezwollen gezicht 23
gezwollen oog 21
opgezwollen ogen 17
gebroken voet 16
opgezwollen oog 16
gezwollen ogen 15
gebroken grote teen 13
sanne crombecq 12

Uit een grondige analyse van de zoektermen blijkt echter tevens dat sommige mensen succesvol beroep hebben gedaan op mijn blog.

Zo heb ik de persoon die het internet doorzocht naar “onderwerpen voor ongemakkelijk telefoongesprek” ongetwijfeld op het juiste spoor gezet met mijn post over ongemakkelijke gesprekken (niet per se telefonisch, maar op alle communicatievormen van toepassing):

“WAT? gesprekken die tandenknarsend pijnlijk, awkward, doodweg onzinnig of hemeltergend saai zijn. conversaties waaraan elke weldenkende mens zo snel mogelijk een einde zou willen maken, maar waaraan hij om een of andere reden niet kan ontsnappen. een wezenlijk kenmerk van zulke gesprekken is het banale en triviale onderwerp (doorgaans het weer).”

Hopelijk is ook mijn foto van een konijn met een pannenkoek op zijn hoofd een nuttige bijdrage geweest.

Verder heeft de persoon met de prangende vraag “hoe maak ik zo’n mooie veeg met puree op een bord” ongetwijfeld iets opgestoken van mijn schrijfsel over de treffende gelijkenis tussen kattenkots en gerechten van sterrenchefs (met “zo’n mooie veeg met puree”, jawel):

“een mooie presentatie op het bord, uitgelegd aan de hand van kattenkots, ziet er als volgt uit. eten wordt brokkerig en “casual” (niet strak en symmetrisch, da’s zoold school) gepresenteerd in een lijn. deze rommelige lijn van eten wordt gekenmerkt door verschillende kleurtjes, hier en daar een hoogteverschil, versierd met een bladje munt ofzo. maar desalniettemin een lijn zoals deze ook uit uw liefste huiskamertijger spuit wanneer die te hard heeft liggen schrokken of plezierig gras heeft zitten eten. deze “eetlijn” wordt vervolgens versierd met enkele vegen errond op het bord. de uitgeveegde strepen puree of saus (doorgaans balsamico, al is dat al te mainstream tegenwoordig) zijn het evenbeeld van wat mijn kat op de vloer teweegbrengt als zij haar braaksel tevergeefs wilt ondergraven met haar poezelige voorpootjes, maar hier uiteraard niet in slaagt en in plaats daarvan de grond besmeerd met vegen kots en andere samengeraapte vuiligheden van de grond. de “spatten” eten, waar sterrenchefs graag het bord verder mee opvullen, manifesteren zich eveneens in het overgeefsel van katten: braken gebeurt immers meestal in fasen, waarbij de kat zich enkele centimeters verplaatst (bijvoorbeeld van de leren zetel naar het perzische tapijt, kwestie van toch zacht te zitten tijdens deze vervelende gebeurtenis) om daar verder over te geven.”

Ik gaf een duidelijk en klaar advies aan de hand van deze metafoor en hoop dan ook dat sterrenchefs-in-spe er iets aan gehad hebben.

Nog iemand anders (of dezelfde persoon, met dan wel zeer veel eigenaardige vragen en een eclectisch interessegebied) zocht via zoekmachines naar een “levensles van foute mensen“. Los van het feit dat ik me wel afvraag hoe en waarom ik blijkbaar kwalificeer als “foute mens”, denk ik wel dat ik enkele zinvolle onderrichtingen heb gegeven in mijn stuk over late levenslessen:

“LATE LEVENSLES 2: vrije uitloop kippen zijn niet dolgelukkige kippen met eindeloze velden ter hunner beschikking. bezorgd om dierenleed als ik ben, kocht ik uiteraard enkel eieren van vrije uitloop kippen. ik stelde mij hier dan een kippenparadijs bij voor, waar de kip van haar ei beviel in volkomen hygiënische en medisch verantwoorde omstandigheden, waarna mamakip terug buitenhuppelde richting horizon, door groen gras en onder een warm zonnetje. dit blijkt echter een ietwat naiëve voorstelling te zijn van het lot van een vrije uitloop kip.”

Tot slot meen ik ook te hebben bijgedragen aan de gemoedsrust van de persoon die in Google de volgende hartverscheurende hulpkreet uitte: “help mijn poes is een geheim agent“. Misschien is zijn kat eveneens totaal weerloos als het over eten gaat:

“de meest recente kamikaze-actie voerde kali uit in ons appartement in antwerpen (derde verdieping). ze sprong via een bureau naar een openstaand raampje en balanceerde enkele seconden op de rand, klaar om naar beneden te donderen. mijn zus – ook reeds gekend met kali’s straffe stoten – probeerde haar van de afgrond terug te lokken door haar naam te roepen. geen succes… (logisch misschien, want haar eigenlijke naam is waarschijnlijk iets als Андреевна Владимировна Достоевский). vervolgens besloot mijn zus om kali’s zwakste punt – haar kryptoniet als het ware – in de strijd te gooien: eten. ze riep “koekje! koekje!” en kali twijfelde geen milliseconde: ze stond meteen luidkeels te miauwen op de toog in de keuken om het beloofde koekje in ontvangst te nemen. she’s gone native.”

Uit de analyse van de zoektermen blijkt echter ook dat ik enkele mensen heb moeten teluerstellen. Ik vrees dat ik de personen die op deze blog terechtkwamen door het zoeken naar “homo banaan”, “fetisch verpleegster”, “bloedgeven in de bus”, “dikke homo hamster”, “harde schijf ontsteking in het gezicht”, “geslachtsdelen ijs”, “lavabo voor gehandicapten”, “banaan in mijn kut”, “aanleg kippenparadijs”, “homo belevenissen”, “zak over je hoofd en weggooien”, “verbrande kip, tekening” en “warm zonnetje”, niet heb kunnen helpen met hun intense zingevingsvragen.

Er was echter een levensvraag die ik niet onbeantwoord kon laten, namelijk: “wanneer kwamen de eerste prince koeken ?” en de hiermee gepaard gaande eerder stellige zoekterm “eerste princekoek“. Bij deze de geschiedenis van de princekoek.

Rayke: een eigenzinnige ode aan een eigenzinnige opa

Het begon allemaal met een tandartsafspraak en hondenkak aan mijn schoenen. Dik tegen mijn goesting fietste ik die avond naar de tandarts en daar zette ik, zoals de vorige keer dat ik daar kwam, mijn fiets tegen een plaatselijke boom. Deze keer had echter ook een hond zich recentelijk tegen deze boom gezet… om een drol te draaien. Nietsvermoedend stapte ik met mijn dunne katoenen schoentjes in het perkje bij de boom en zodoende tevens in een grote, gore hondendrol. Ik poogde deze smerigheid van mijn schoenen te wrijven – gebruikmakend van de eerder vermelde plaatselijke boom – maar verspreidde het vuile goedje gewoon nog verder over mijn schoen, voet, been en broek.

Ik wilde echter niet te laat komen op mijn afspraak, omdat dit slechts de tweede keer was dat ik bij deze tandarts ging en ik uiteraard een goede indruk wilde maken. Ik betwijfel echter serieus of dit gelukt is, aangezien ik die afspraak heb aangevangen door een kwartier mijn schoenen, voeten en been te zitten wassen in zijn klein tandartslavaboke, mij uitgebreid excuserend, en ondertussen zowel tranen als een schaterlach onderdrukkend. Een kwartier bleek echter niet genoeg om de hondenkak van mij en mijn kleren te verwijderen en dus nam ik mij, nadat de tandartsafspraak achter de rug was, voor om zo snel mogelijk naar huis te fietsen. Ook dit plan faalde: toen ik mijn fiets van de boom wilde losmaken, merkte ik dat mijn ketting er af hing. Met hondenkak op mijn schoenen begon ik aan de twintig minuten durende tocht naar huis. Maar toen begon het te regenen. En toen stortte ik in.

Compleet teneergeslagen, volledig doorweekt en hevig snotterend, kon ik maar één iemand bedenken op ‘t Zuid bij wie ik terecht kon met een kapotte fiets en hondekak op mijn schoenen: Rayke, mijn grootvader langs vaderskant. Enkele maanden eerder was hij van Aalst naar Antwerpen verhuisd, na een tiental jaar van weinig contact. Vóór het hondenkak-incident bleek het moeilijk om een nieuwe band met hem op te bouwen na zoveel jaren, zelfs nu hij zo dicht bij mij woonde. Maar de avond van de tandartsafspraak en de hondenkak aan mijn schoenen heeft het ijs serieus gebroken: die avond was zo beschamend, onnozel en tegelijk tragisch dat er sinds dan tussen Rayke en mij geen taboes of gène meer was. Hij had hondenkak van mijn schoenen gekuist en ik had geweend in zijn badkamer met mijn voeten in lauw water: in één avond hadden we ons zo hard als opa en kleindochter gedragen en had ik mij zo welkom en geliefd gevoeld, dat de gemiste jaren meteen vergeten waren.

Sinds die avond zag ik Rayke steeds regelmatiger en de laatste jaren gingen we elke week samen iets eten op ‘t Zuid, patatten in de Funky Soul Potato of pizza in Da Vinci. We lachten met Tess Goossens in “Celebrity Shock” wanneer ze een paard probeerde te bestijgen maar haar broek te strak was. Hij lachte met mijn flaters op mondelinge examens en met de onnozeliteiten van mijn huisdieren. En ik lachte met Rayke zijn straffe stoten. Zoals die keer toen hij in Park Spoor Noord in een hangmat was gaan liggen maar er niet meer uitgeraakte, waardoor hij er uiteindelijk “subtiel” had moeten uitrollen. Of die keer dat hij te enthousiast aan het fietsen was en in een haag was beland waardoor hij allerlei wonden had op zijn gezicht en handen. Of toen hij een van zijn handschoenen kwijt was gespeeld bij een bankautomaat en later, nadat hij die terug was gaan zoeken, bleek dat hij onderweg naar die bankautomaat zijn andere handschoen ergens onvindbaar had kwijtgespeeld; als gevolg daarvan heeft hij maanden koppig rondgelopen met één handschoen en zijn andere hand steevast in zijn jaszak; elke keer als ik hem zo zag lopen moest ik mijn lach inhouden.

Maar we praatten ook over serieuze dingen. Over politiek, over religie, over unief. Rayke vertelde over zijn jeugd, de oorlog, over zijn eerste vrouw, over papa als kind en over mama als zijn rechterhand in zijn zaak destijds. We praatten zelfs over mijn liefdesleven en over Raykes recente amoureuze escapades.

Uiteraard waren er ook enkele ergernissen. Zo bleef Rayke elke week koppig opermkingen maken over mijn “gebrek aan etiquette”. Bijvoorbeeld: “Sanne, ge moet niet heel uw colaflesje in een keer in uw glas gieten! Ge gaat da toch nie allemaal in ene keer binnenkappen, neem ik aan? Ge moet een deel in uw colaflesje laten!”. Ik kon dan weer heel ongeduldig worden wanneer ik voor de duizendmiljoenste keer aan Rayke moest uitleggen hoe ge een chatbericht verzendt (namelijk op ENTER drukken). Mijn technologische skills werden overigens wel meer in twijfel getrokken door Rayke; volgens mij geloofde hij in zijn laatste dagen nog altijd niet dat hij én iets kon zien dat hij had opgenomen én tegelijkertijd iets kon opnemen op zijn dvd-speler met harde schijf.

Maar wat ik het meeste zal herinneren, is hoe lief en vrolijk Rayke was. Hij was een levensgenieter in hart en nieren, hij kon smakelijk eten en drinken maar nog smakelijker lachen met zichzelf, hij had een soms luxueus leven achter de rug, maar kon kinderlijk blij zijn met kleine dingen, hij was doodeerlijk en principieel, maar tegelijk ook supergevoelig en vol medeleven, hij was gastvrij, vrijgevig en vaak dolenthousiast.

Hij was de allerbeste opa ter wereld en wat ik het meeste mis, is zijn gilmlach als hij de garagepoort opendeed en mij zag staan met mijn fiets. Die gilmlach was er zelfs als ik daar stond met een kapotte fietsketting, helemaal doorweekt en met hondenkak aan mijn schoenen.

princekoeken (deel 1): de verslaving

sinds vorige week heeft mijn leven een grote wending gemaakt, een draai van 179° schat ik. sinds zaterdag 7 januari 2012 heb ik geen princekoek meer gegeten.voor meer over het levensgevaarlijke afkicken en de daarmee gepaarde ontwenningsverschijnselen: zie binnenkort op deze blog. want eerst de prangende vraag: “hoe de fuck is het zo ver kunnen komen!?”

mijn liefde voor princekoeken ontsproot zijn kiemen in mijn elfde levensjaar. sinds dan vertoefde ik op het koninklijk atheneum te mortsel, alwaar zich een koekenautomaat bevond in de “overdekte speelplaats”. daar zaten de meest goddelijke princekoeken in OOIT, per vier verpakt en lekker koud (deze variant ben ik nergens anders ooit tegengekomen). sinds dan was het hek van de dam: ik had de meest hemelse smaak ter aarde geproefd en viel weerloos ten prooi aan een verslaving van formaat.

waar mijn verslaving tijdens mijn middelbareschooltijd nog enigszins werd ingetoomd door de kostelijkheid ervan en door het feit dat ik van mijn vader maar 1 koek per dag mocht eten, gingen alle remmen los toen ik op mijn 17de het ouderlijke huis verliet en in antwerpen kwam wonen. kwijlend dagdromen van princekoeken was voorbij! ik mocht er zoveel eten als ik wou! vastbesloten om mij geen seconde langer princekoeken te ontzeggen, voedde ik mij (en mijn verslaving) dagelijks met een princekoek of twee. ik begon te merken dat princekoeken mij een goed gevoel gaven: ik at een princekoek (of drie) wanneer ik verdrietig was en ik vierde leuke gebeurtenissen met een princekoek (of vier). princekoeken waren er voor al mijn examens op de unief, zij waren er tijdens mijn eerste relatie en mijn huidige, zij waren er tijdens afleveringen van zowel “buffy the vampire slayer” als van “house md”, zij waren er op de fiets, in de les, achter mijn bureau, op de bus, …

na tien jaren bijna dagelijks een minimum aan 1 princekoek te verorberen, was mijn naïeve brein dan ook zodanig gebrainwashed dat ik de koeken in kwestie een soort bijbelse betekenis en allerlei mythische krachten toeschreef.

degenen die de eer hebben gehad met mij te mogen samenwonen, kunnen getuigen dat mijn princekoekenverslaving een grote invloed had op mijn anders zo rustige en mondaine leventje. iemand die ongepast naar mijn hemelse koekjes keek, laat stáán zomaar ongevraagd een princekoek nam, laat al helemáál stáán de ongeziene onbeschoftheid had om een van de laatste drie princekoeken te nemen, ontketende bij mij een agressieve en ongetwijfeld beangstigende tirade. ook wanneer ik doorheen de dag ontdekte dat mijn princekoeken op waren, kregen mijn hersenen een kortsluiting en bestond mijn enige dagtaak er vanaf dan in om een nieuwe doos princekoeken te bemachtigen, zelfs al zou ik deze doos uit de handen van een wenend gehandicapt dakloos kind moeten trekken.

kortom, mijn naam is sanne en ik was tien jaar lang een princekoekaholic.

BINNENKORT OP DEZE BLOG: princekoeken (deel 2). het afkicken.

liefdadigheid (deel 2): charity fail

ONLANGS OP DEZE BLOG: liefdadigheid (deel 1). over hoe sanne het slachtoffer werd van liefdadigheid, en haar smoske kaas hierdoor vergezeld werd van een sausje schuldgevoel.

NU OP DEZE BLOG: liefdadigheid (deel 2). over hoe sanne ook eens een poging deed tot liefdadigheid in brussel, maar dit eindigde in een pijnlijke afgang.

geïnspireerd door mijn “liefdadigheidssmoske”-belevenis, begon ik na te denken over de laatste keer dat ik nog eens iets uit pure barmhartigheid gedaan had. nu niet om mijzelf te bestoefen, maar ik moest niet eens zo lang terugdenken: niet lang voor de gulle gever mijn pad kruiste, had ook ik gepoogd mijn hand uit te steken naar de minderbedeelden onder ons.

reeds enkele weken werd ik dagelijks geconfronteerd met de dakloze asielzoekers en illegalen aan het brusselse noordstation. mijn dagelijks job bestaat uit het juridisch beoordelen van asielaanvragen, dus deze mensen in zulke slechte omstandigheden zien leven liet mij niet ongedeerd. bovendien was het moeilijk om de schrijnende situatie te negeren aangezien de asielzoekers en illegalen er dagelijks hun kleine kinderen op uit stuurden om te bedelen bij de pendelaars. mijn hart brak dan ook elke keer ik deze kinderen passeerde zonder hen iets te geven. de grootste honger die ik al heb gehad was die tussen het middageten om 12u en mijn eerste princekoek om 15u, dus ik kon mij alleen maar inbeelden hoeveel honger zij wel niet moesten hebben.

op een middag, toen ik terugkeerde van mijn werk en wandelde naar het station, kwamen er weer dezelfde drie jongetjes met open handen en verdrietig gezichtje op mij af. het toeval wou nu net dat ik die namiddag recup had genomen en mijn sandwiches voor die middag niet had opgegeten.

enthousiast als ik was dat ik deze kinderen kon helpen, bood ik de eerste jongen een sandwich aan. het kereltje (ongeveer 8 jaar oud) keek mij verbaasd aan; “hij zal niet gedacht hebben dat ik hem iets zou geven of hij heeft misschien nog nooit een sandwich gezien”, dacht ik bij mezelf. ik vond het al een beetje vreemd dat de andere kinderen niet op mij afspurtten als hongerige wolven; “ze zullen mij niet gezien hebben of ze zijn verlegen”, dacht ik bij mezelf. ik ging dan maar naar het tweede kindje en gaf hem ook een sandwich. ook zijn reactie was niet wat ik verwacht had: een glimlach of danku kon er niet van af; “hij zal zodanig uitgehongerd zijn”, dacht ik bij mezelf. het derde kindje, amper 5 jaar ofzo, stond mij verdwaasd aan te kijken. ik nam nog een sandwich uit mijn handtas en bood hem deze aan. het jongetje schudde met zijn hoofd en trok een gezicht alsof ik net een rotte vis had bovengehaald.

danig geshockeerd door deze uiterst eigenaardige reactie, wandelde ik verder. 2 meter later had ik echter weer vanalles gedacht bij mezelf (lees: gefantaseerd) en keerde ik terug om het laatste kindje alsnog een sandwich aan te bieden. opnieuw dacht ik – naieverwijze –  dat hij tot zijn zinnen zou komen en met tranen in zijn ogen de sandwich zou aanpakken. in plaats daarvan nam het kind in kwestie een houding aan die ik niet beter kan beschrijven dan met de woorden “bitch, please” (zoals hier of hier of hier of hier).

gedesillusioneerd droop ik af, schuddend met mijn hoofd en denkend bij mezelf “major charity fail!”.

(BINNENKORT OP DEZE BLOG: liefdadigheid (deel 3). over hoe sanne nog eens een poging deed tot liefdadigheid, maar er in casu getwijfeld werd aan haar goede bedoelingen.)

liefdadigheid (deel 1): “soms doe ik zotte dingen”

om de een of andere reden ben ik altijd gehaast. zelfs wanneer ik nergens naartoe moet, probeer ik koste wat het kost een maximale tijdsefficiëntie te bereiken. dit was enkele weken geleden niet anders toen ik ‘s middags van mijn werk naar huis vertrok (wegens “recup”, een zoveelste zaligheid van het ambtenaar-zijn).

bijna zwetend kwam ik het noordstation in brussel binnengestrompeld, alleen om te merken dat ik nog een 20 minuten had om de trein richting antwerpen te halen. desalniettemin nog steeds extreem gehaast, begaf ik mij dan maar naar de panos om een broodje te kopen. eens daar aangekomen bestelde ik mijn “usual” (“een smos kaas op een wit broodje zonder tomaten met worteltjes alstublieft”). de verkoopster begon prompt mijn broodje te besmeren met mayonaise, waarop ik in mijn portefeuille tastte om geld te nemen. toen kwam ik echter tot het besef dat ik geen cash geld had, waarop ik paniekerig naar een bancontact-bakje zocht op de toog. tevergeefs. ik vraag of ik met bancontact kan betalen, ook al ken ik het antwoord al, en de verkoopster antwoordt in gebrekkig nederlands van niet, “wel proton” zegt ze.

deels gefrustreerd door het gebrek aan moderne technologie en deels nog steeds om geen enkele reden gehaast, begin ik tegen te pruttelen en vraag ik of ik niet met bancontact mag betalen als ik 10 cent ofzo meer betaal. dit ging de verkoopster haar nederlands te boven en er werd een tweede verkoopster geroepen. tegen dat die verkoopster mij een negatief antwoord gaf en mij vervolgens een bankautomaat in het station had aangwezen, bereikte mijn nodeloze gehaastheid een hoogtepunt.

geplaagd door mijn irrationeel gevoel van “ik ga te laat zijn” wist ik dan ook niet zeker of ik nog geld kon gaan afhalen, mijn broodje kon betalen en alsnog mijn trein zou halen. de paniek was ongetwijfeld op mijn gezicht te lezen, waarop een wildvreemde medemens mij een briefje van 5 euro toestopte. beleefd opgevoed als ik ben, probeerde ik deze spontane blijk van menslievendheid uiteraard te weigeren: “nee dat hoeft niet hoor! ik zal wel geld gaan afhalen! dat is echt niet nodig zenne!” etc. de man in kwestie nam het briefje echter niet terug aan en terwijl hij vastberaden uit de panos wandelde, riep hij mij breed glimlachend toe: “soms doe ik zotte dingen!”.

nadat ik enkele minuten verbouwereerd had staan wezen, maande de verkoopster mij opnieuw aan om mijn broodje te betalen. ik gaf haar dan maar mijn liefdadighiedsbriefje van 5 euro.

naast “een smos kaas op een wit broodje zonder tomaten met worteltjes” had de gulle gever mij echter ook een schaamtegevoel opgeleverd: die meneer moet immers ongetwijfeld gedacht hebben dat ik op het punt stond mijn trein naar australië te missen (die maar één keer per maand rijdt) om nog op tijd te kunnen zijn voor de begrafenis van mijn grootmoeder ofzo. en dat terwijl ik in feite nog 10 minuten over had om mijn trein te halen, gewoon naar antwerpen onderweg was alwaar ik thuis gewoon “the sims” zou gaan spelen, en waar ongeveer 8989899898 treinen per kwartier naartoe rijden.

om die meneer geen spijt te doen hebben van zijn liefdadigheid – en om de schaamte van mij af te lopen – spurtte ik dan maar door de gang om te doen alsof ik superdringend mijn trein moest halen. eens op spoor 11 aangekomen, was er uiteraard nog geen trein, en poogde ik mij dan maar te verstoppen zodat mijn barmhartige samaritaan mij niet rustig zou zien staan wachten op mijn trein, smikkelend van mijn gratis smoske.

en zo gebeurde het dat ik op een zonnige oktobermiddag ergens bij spoor 11 gehurkt op een bankje en gebukt onder een schaamtegevoel een smos kaas aan het eten was.

(BINNENKORT OP DEZE BLOG: liefdadigheid (deel 2). over hoe sanne ook eens een poging deed tot liefdadigheid in brussel, maar dit eindigde in een pijnlijke afgang.)

“komen eten”: kattenkots en sterrenchefs

na twee jaar en half samenzijn met mijn “better half”, heb ik niet alleen eindelijk bijna gesnopen wat buitenspel is in het voetbal (naar de goal shotten mag niet als er geen ventje van de andere ploeg tussenstaat, ofzoiets), maar heb ik ook de geneugten van goed eten ontdekt. naast dagelijks een lekkere maaltijd “à la jeroen” voorgeschoteld te krijgen, resulteert jeroens kookpassie zich ook in het volgen van talloze kookprogramma’s op tv. dit laatste betreft kookprogramma’s van alle zenders, maten en gewichten: van “komen eten” over “de beste hobbykok van vlaanderen” naar “mijn restaurant!” tot “masterchef”.

en net zoals ik bijna gesnopen heb wat offside wilt zeggen als het dan niet gewoon “buiten de lijn” betekent, heb ik na een dikke twee jaar kookprogramma’s ook bijna gesnopen hoe een maaltijd in deze moderne tijd het best gepresenteerd wordt. terwijl ikzelf tot mijn twintigste levensjaar naïverwijze dacht dat een mooi bord eten bestond uit 4/8 puree, 3/8 kip en 1/8 groenten (liefst dan nog verstopt in de puree, zoals bijvoorbeeld “peekesstoemp”), blijken hedendaagse sterrenchefs deze mening niet te delen.

om anderen dezelfde lijdensweg te besparen – zijnde menig televisie-uren spenderen met het kijken naar lelijke koppen als peter goossens en het luisteren naar verschrikkelijke dialecten als dat van sergio herman – wil ik dan ook mijn opgedane kennis aangaande de presentatie van borden delen via deze blog.

kort gezegd heeft de ideale presentatie “een sterrenrestaurant waardig” iets weg van kattenkots. zeg ik daar “heeft iets weg van”? eigenlijk bedoel ik: mijn kat kali braakt maandelijks een haarbal uit die niet te onderscheiden is van wat sterrenchefs graag op een eetbord zien verschijnen. disclaimer: over de smaak doe ik geen uitspraken, de gerechten die op tv verschijnen heb ik immers nog nooit geproefd, noch heb ik ooit kattenovergeefsel van de grond gelepeld; het gaat hier enkel en alleen over de bejubelde “moderne presentatie” van gerechten die mij steevast doet denken aan waar ik ‘s ochtends met blote voeten af en toe in stap. ik roep dan ook enthousiast “kalikots!” naar het tvscherm als er nog eens zo’n kattenovergeefsel-look-a-like-bord de sterren in geprezen wordt. jeroen vindt mij dan weinig stijlvol, maar ik begrijp niet goed waarom.

een mooie presentatie op het bord, uitgelegd aan de hand van kattenkots, ziet er als volgt uit. eten wordt brokkerig en “casual” (niet strak en symmetrisch, da’s zo old school) gepresenteerd in een lijn. deze rommelige lijn van eten wordt gekenmerkt door verschillende kleurtjes, hier en daar een hoogteverschil, versierd met een bladje munt ofzo. maar desalniettemin een lijn zoals deze ook uit uw liefste huiskamertijger spuit wanneer die te hard heeft liggen schrokken of plezierig gras heeft zitten eten. deze “eetlijn” wordt vervolgens versierd met enkele vegen errond op het bord. de uitgeveegde strepen puree of saus (doorgaans balsamico, al is dat al te mainstream tegenwoordig) zijn het evenbeeld van wat mijn kat op de vloer teweegbrengt als zij haar braaksel tevergeefs wilt ondergraven met haar poezelige voorpootjes, maar hier uiteraard niet in slaagt en in plaats daarvan de grond besmeerd met vegen kots en andere samengeraapte vuiligheden van de grond. de “spatten” eten, waar sterrenchefs graag het bord verder mee opvullen, manifesteren zich eveneens in het overgeefsel van katten: braken gebeurt immers meestal in fasen, waarbij de kat zich enkele centimeters verplaatst (bijvoorbeeld van de leren zetel naar het perzische tapijt, kwestie van toch zacht te zitten tijdens deze vervelende gebeurtenis) om daar verder over te geven.

wie bij wie inspiratie heeft gezocht, ik blijf het antwoord schuldig. maar oordeel vooral zelf en trek uw lessen hieruit voor als u eens een diner verzorgt! moest u aldus in het duister tasten over hoe u een bord op een fancy en peter goossens approved manier moet presenteren, denk dan aan het overgeefsel van uw salontijger en probeer dit zo goed mogelijk na te bootsen.

(klikken om op ware grootte te zien)

voila, denk dáár maar eens aan als u de volgende keer een sterrenrestaurant bezoekt en een mooi gepresenteerd bord voor uw neus krijgt. smakelijk!